Lithium-ionbatterijen
Als het mobiliteitshulpmiddel een batterij bevat die stevig aan het apparaat is bevestigd:
- De batterij moet in het apparaat blijven, goed afgesloten en geïsoleerd, zodat deze niet per ongeluk kan worden geactiveerd.
- Er geldt geen beperking voor wattuur (Wh).
- In de cabine mag maximaal één reservebatterij van 300 Wh OF twee reservebatterijen van elk maximaal 160 Wh worden vervoerd.
- Als de hoofdaccu uit het mobiliteitshulpmiddel wordt verwijderd en in de cabine wordt meegenomen, telt deze mee voor het toegestane aantal reservebatterijen, en gelden beperkingen op basis van Wh.
Als het mobiliteitshulpmiddel een batterij bevat die niet stevig aan het apparaat is bevestigd, moeten de volgende stappen worden ondernomen:
- De batterij moet volgens de instructies van de fabrikant of eigenaar worden verwijderd.
- Verwijderde batterijen moeten tegen kortsluiting worden beschermd (bijv. door het afdekken of afplakken van blootliggende aansluitingen).
- Om schade te voorkomen, moeten de batterijen afzonderlijk in een beschermhoes worden geplaatst en in de cabine worden meegenomen.
- Voor verwijderde batterijen die in de cabine worden meegenomen:
- Als het apparaat één batterij heeft, mag deze maximaal 300 Wh zijn.
- Als het apparaat twee batterijen heeft, mag elke batterij maximaal 160 Wh zijn.
- In de cabine mag maximaal één reserve lithium-ionbatterij van 300 Wh OF twee reservebatterijen van elk maximaal 160 Wh worden vervoerd.
- Als de hoofdaccu uit het mobiliteitshulpmiddel wordt verwijderd en in de cabine wordt meegenomen, telt deze mee voor het toegestane aantal reservebatterijen.
Droge batterij / gelbatterij / niet-lekkende batterijen
Als het mobiliteitshulpmiddel een batterij bevat die stevig aan het apparaat is bevestigd:
- De batterij moet in het apparaat blijven, goed afgesloten en geïsoleerd, zodat deze niet per ongeluk kan worden geactiveerd.
- Er geldt geen beperking voor wattuur (Wh).
Als het mobiliteitshulpmiddel een batterij bevat die niet stevig aan het apparaat is bevestigd:
- De batterij moet volgens de instructies van de fabrikant of eigenaar worden verwijderd.
- De verwijderde batterij moet tegen kortsluiting worden beschermd (bijv. door het afdekken of afplakken van blootliggende aansluitingen).
- De verwijderde batterij moet in een sterke, stevige verpakking worden geplaatst en veilig in de laadruimte worden opgeborgen.
- Er mag maximaal één reservebatterij in de cabine worden vervoerd.